Mariká van der Meer studeerde in 1988 af aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Ze kreeg een beurs om te studeren bij Daniel Ferro, Penelope Jensen en Genevieve McGiffert in de VS, waarna ze studeerde bij Eva Blahová in Bratislava, Jard van Nes, Erna Spoorenberg en Wilma Driessen in Nederland.
Ze vestigde zich voor het eerst in de barokwereld en was gast bij René Jacobs, Ton Koopman en Sigiswald Kuijcken. Ze toerde met vele barokensembles door Duitsland, Frankrijk, België en de VS.
Als een goede liedvertolkster toerde ze ook door Duitsland met verschillende Schubert en Schumann recitals. Vanaf 1990 begon ze zich meer op Opera te richten en was ze te gast als eerste sopraan in verschillende operahuizen: Lübeck, Coburg, Münster, Freiburg, Würzburg, Bautzen, Halberstadt, Bamberg, Leipzig, evenals in de theaters van Utrecht, Rotterdam en Amsterdam.
Omdat Mariká een zeer expressieve zangeres is, werd ze gevraagd voor de titelrol in "Sheherazade", geschreven door Ernst Toch, die in 1995 in wereldpremière ging in het theater van Bautzen (Duitsland). Haar uitvoering werd geprezen in Opern Welt en Opera: " Eine Vokale Sternstunde". Zelfs de "New Yorker" schreef een artikel over deze voorstelling!
Andere rollen op het toneel zijn onder andere; Frasquita, Michaela (Carmen), Marzelline (Fidelio), Undine (Undine), Gilda (Rigoletto), Sandrina (La Finta Giardieniera), Zerlina (Don Giovanni), Blonde (Entführung), Masha, Chloë (Schoppenkoningin), Emmy (Der Vampyr), Mariza (Grafin Mariza), Hanna (Lustige Witwe), Silva (CsardasFürstin), Adele, Rosalinde (Fledermaus), Angele (Graf von Luxemburg), Viktoria (Viktoria u.Ihr Husar) o.a. in het theater van Leipzig, Coburg, Lübeck, Bautzen, Gera, Halberstadt , Dresden.
In 1997 verhuisde Mariká naar Groot-Brittannië en werd muzikaal directeur van "Commedia dell'Arte", een rondreizend Operettegezelschap opgericht door André Romijn en Mariká van der Meer. Het doel van dit gezelschap was om de traditie van de Operette terug te brengen. De artistieke raad van muzikale adviseurs bestond uit Richard Bonynge, Wilma Driessen, Katalin Bogyay en Nicolai Gedda.
In deze periode begon Mariká met het uitvoeren van orkestliederen, bijvoorbeeld de "Vier Letzte Lieder" van R. Strauss, voor het eerst uitgevoerd met Royal Northern Symphonia in 2002 en opnieuw in 2010 met The Harrogate Symphony Orchestra waarvoor ze lovende kritieken ontving.
Mariká zong onder leiding van Ton Koopman, Jos van Veldhoven, Daniel Reuss, Vincent de Kort, René Jacobs , Karel Nosek, Dieter Kempe, maar ook van Roland Seiffarth, GMD Musikalische Komodie Leipzig, Volker Münch, Staatsoperette Dresden en Ross Pople, London Festival Orchestra.
Vanaf 1998 geeft Mariká van der Meer zangles en privéles. Mariká's studenten doen regelmatig mee aan festivals en wedstrijden, waar ze hoge resultaten behalen, zoals entrees voor het "National Youth Choir" Engeland; finalisten en nominaties voor "the BBC Chorister of the year" en het Children's Choir van "Opera North" in Leeds.
In de loop der jaren heeft Mariká koren gedirigeerd, zoals het Clydebank District Choir in Schotland, en heeft ze veel samengewerkt met het "National Youth Choir" van Schotland. Mariká was ook een zeer gewaardeerd lid van de muziekafdeling van Belmont Grosvenor School Harrogate en Queen Mary's School Thirsk (North Yorkshire) waar ze nauw samenwerkte met de Director of Music om vele uitvoeringen voor te bereiden, zoals Stabat Mater (Pergolesi), Dido and Aeneas (Purcell) en Gloria (Vivaldi).
Na haar verhuizing naar Toscane werkt ze nu nauw samen met Bruno Caproni (bariton) en Julian Evans (piano) en organiseert ze concerten en masterclasses in het pittoreske stadje Barga (vlakbij Lucca) en Kodály-cursussen voor jonge kinderen.